Box 3 hypotheek

Het bezit van vermogen wordt belast met inkomstenbelasting in Box 3.

Belasting en eigen woning in box 3

Sluit je een hypotheek af om een huis te kopen, dan valt deze standaard in box 1. Maar in sommige gevallen kan de waarde van een eigen woning ook in box 3 vallen. Dat is bijvoorbeeld het geval als je een tweede woning of een vakantiewoning hebt. Je vermogen betreft dan de waarde van je woning minus de waarde van de bijbehorende hypotheekschuld.

Wat is box 3?

Er gelden in de inkomstenbelasting drie verschillende belastingboxen. Elke box heeft een eigen belastingtarief. In box 3 wordt het voordeel uit sparen en beleggen belast. Al je bezittingen zoals spaartegoeden, beleggingen en onroerend goed (dat niet je hoofdwoning is) en schulden zoals consumptieve leningen en een hypotheek op een tweede woning vallen in box 3. De Belastingdienst belast daarbij niet de werkelijke opbrengst, maar een fictief rendement over het spaargeld en de beleggingen. 

Welk vermogen valt onder box 3?

In box 3 wordt inkomen uit sparen en beleggen belast. Onder box 3 inkomen wordt verstaan:

  • Aandelen en obligaties;
  • Onroerende zaken die niet in box 1 vallen;
  • Een tweede woning, die niet als hoofdverblijf geldt;
  • Spaartegoeden;
  • Kapitaal- en lijfrenteverzekeringen die niet tot box 1 behoren.

De waarde van het vermogen wordt bepaald door de stand per 1 januari van het betreffende belastingjaar te nemen.

Overbruggingsperiode vermogensbelasting

De regering wil in de toekomst het werkelijke rendement op het vermogen gaan belasten. Dit nieuwe stelsel treedt vermoedelijk op zijn vroegst pas in werking in 2027. Tot die tijd geldt er met ingang van 2023 een overbruggingsperiode voor de vermogensbelasting. De belastingdienst kijkt dan naar de verdeling van het vermogen en maakt daarbij onderscheid tussen spaargeld, beleggingen en schulden. Per categorie gaan ze uit van een fictief rendement. Dit zijn de voorlopige rendementspercentages voor 2024:

  • Bank- en spaartegoeden en contant geld 1,03%
  • Beleggingen/andere bezittingen 6,04%
  • Schulden 2,47%

Begin 2025 worden de definitieve percentages vastgesteld.

Over het voordeel uit sparen, beleggen en schulden betaal je 36% belasting. Daarnaast geldt er voor 2024 een heffingsvrijvermogen van € 57.000 per persoon. Voor fiscale partners is dit € 114.000.

box 3

Vermogensbelasting tweede huis: welke waarde geef je op?

Heb je een tweede woning of een vakantiehuis in Nederland en wil je weten welke waarde je moet opgeven bij het doen van je belastingaangifte? De Belastingdienst geeft aan dat je dan de WOZ-waarde met waardepeildatum van 1 januari van het jaar vóór het jaar van aangifte moet hanteren. Je vindt de waarde op de WOZ-beschikking die je van de gemeente hebt ontvangen. Vergeet ook niet om de waarde van de eventuele hypotheekschuld als schuld op te nemen in box 3. 

Aflossingsvrije hypotheek: box 1 of 3?

Bij een aflossingsvrije hypotheek betaal je alleen rente en geen aflossing. Dat zorgt ervoor dat je maandlasten een stuk lager uitpakken. Wil je weten of jouw aflossingsvrije hypotheek in box 1 of box 3 valt? De Belastingdienst geeft aan dat hypotheken die zijn afgesloten na 2013 met een direct aflossingsschema moeten worden afgelost om aanspraak te maken op hypotheekrenteaftrek in box 1. Dat houdt dus in dat nieuw afgesloten aflossingsvrije hypotheken automatisch in box 3 terechtkomen.

Had je voor 2013 al een aflossingsvrije hypotheek? Dan mag je dankzij het overgangsrecht voor het bedrag van deze hypotheek gebruik blijven maken van de oude regels. Dat houdt in dat de hypotheek in box 1 blijft en je recht hebt op hypotheekrenteaftrek.

Wanneer gaat een eigen woning van box 1 naar box 3?

Een eigen woning kan na een scheiding verhuizen van box 1 naar box 3. Op het moment dat je na een scheiding je voormalige eigen woning twee jaar hebt verlaten, is de verlaten woning voor jou geen eigen woning meer. De hypotheekrente is vanaf dat moment ook niet meer aftrekbaar en je geeft dan ook geen eigenwoningforfait meer aan. De waarde en de schuld van de woning verhuizen dan van box 1 naar box 3.

Verhuurde woning box 3

Ook een verhuurde woning valt in box 3 als die woning een tweede woning betreft. De inkomsten die je behaalt met het verhuren van die woning, hoef je niet op te geven als inkomen. En net als bij een tweede woning die niet verhuurd wordt, geef je de waarde en de schuld van het verhuurde huis in box 3 aan.

Schulden aftrekbaar in box 3

Heb je schulden die niet aftrekbaar zijn als eigen woningschuld, dan mag je deze schulden aftrekken van het belaste vermogen. Hou hierbij rekening met een drempel van € 3.700 (2024). Dit betekent dat schulden die boven deze drempel uitkomen mogen worden verrekend met het vermogen.

Je kan onder andere de onderstaande schulden aangeven in box 3:

  • Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie;
  • Negatief saldo op een bankrekening;
  • Schulden voor de financiering van de tweede woning of andere onroerende zaken;
  • (Hypotheek)schulden die je niet in box 1 mag aftrekken, omdat de schuld niet tot de eigenwoningschuld hoort;
  • Schulden volgens de Wet studiefinanciering;
  • Bedrag van persoonsgebonden budget dat je moet terugbetalen;
  • Erfbelasting.

Vermeld alleen de schulden die in box 3 vallen.

Box 3 berekenen

Hieronder vind je een rekenvoorbeeld voor de vermogensbelasting over 2024.

Je hebt € 30.000 spaargeld, beleggingen met een waarde van € 50.000 en een schuld van € 9.000. Er is geen fiscale partner. 

Stap 1: bereken het rendement per soort vermogen

Spaargeld: € 20.000 x 1,03% = € 309
Beleggingen: € 50.000 x 6,04% = € 3.020
Het rendement op de bezittingen is in totaal € 3.329

Schulden:
Op de schuld wordt de drempel in mindering gebracht. De drempel is € 3.700 per persoon.
De aftrekbare schuld is: € 9.000 - € 3.400 = € 5.600.
Het rendement op de aftrekbare schulden: € 5.600 x 2,47% = € 130

Het belastbaar rendement is € 3.175 – € 144 = € 3.031.

Stap 2: bereken je vermogen

Bezittingen: € 30.000 + € 50.000 = € 80.000

Aftrekbare schulden: € 9.000 – € 3.400 = € 5.600 

Vermogen: € 80.000 - € 5.600 = € 74.400

Je vermogen (de rendementsgrondslag) bedraagt € 74.400.

Stap 3: bereken de grondslag sparen en beleggen

De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag verminderd met het heffingsvrij vermogen.
Het heffingsvrijvermogen is in 2024 € 57.000 per persoon.

Grondslag sparen en beleggen: € 74.400 - € 57.000 = € 17.400.

Stap 4: bereken je aandeel in de rendementsgrondslag

Deel je grondslag sparen en beleggen door de rendementsgrondslag. En vermenigvuldig de uitkomst met 100. Rond af op 2 decimalen achter de komma.
Je grondslag sparen en beleggen € 17.400 : rendementsgrondslag € 74.400 x 100 = 23,39%.

Stap 5: bereken je voordeel uit sparen en beleggen

Het voordeel uit sparen en beleggen is het belastbaar rendement vermenigvuldigd met je percentage van het aandeel in de rendementsgrondslag.
Je voordeel uit sparen en beleggen: € 3.199 x 23,39% = € 748.

Stap 6: Bereken de te betalen belasting over je vermogen

Over je vermogen betaal je 36% x € 748 = € 269 belasting.



De informatie op deze pagina is gecontroleerd door:

Wendy Giltay | Specialist Advieskennis Wendy is specialist advieskennis bij De Hypotheker en ondersteunt adviseurs op vakinhoudelijk niveau en de dagelijkse adviespraktijk.

Mopinion