Participatiewet

Iedereen die kan werken maar daarbij ondersteuning nodig heeft, valt sinds 1 januari 2015 onder de Participatiewet. De wet is er om zoveel mogelijk mensen met of zonder arbeidsbeperking werk te laten vinden. De Participatiewet vervangt de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong).

Bijstandsgerechtigden

Iedereen die geen werk kan vinden en niet in staat is om zelf in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, kan aanspraak maken op een bijstandsuitkering. Als je als bijstandsaanvrager nog geen AOW-uitkering krijgt dan moet je meewerken en alle soorten werk aanvaarden. Pas in tweede instantie, als dit allemaal niet lukt, kan een uitkering worden verstrekt. Je bent verplicht om werk te zoeken als je een uitkering wilt ontvangen.

Hoogte bijstandsuitkering

De normbedragen voor een bijstandsuitkering verschillen per leeftijd en woonsituatie:

  • 70 procent van het minimumloon voor alleenstaanden;
  • 100 procent van het minimumloon voor echtparen en samenwonenden.

Vanaf 1 januari 2024 is het wettelijke minimuurloon ingevoerd. Dat is een brutominimumloon per uur. Hiermee verdwijnen vaste minimum maand-, week – en daglonen. Het bruto minimumuurloon vanaf 21 jaar per januari 2024 is € 13,27 per uur. De overheid stelt elk jaar op 1 januari en 1 juli de bijstandsbedragen opnieuw vast. In de sociale zekerheid wordt gerekend met een bruto referentieminimummaandloon van € 2.069,40.

Daarnaast zijn gemeentelijke toeslagen mogelijk. De toeslag bedraagt maximaal 20 procent van het minimumloon.
Gemeenten kunnen soms afwijken van de normbedragen voor de bijstandsuitkering. Bijvoorbeeld in de volgende gevallen:

  • Toeslag alleenstaanden

Ben je alleenstaand of een alleenstaande ouder? Dan kan je gemeente je een toeslag geven van maximaal 20 procent van het minimumloon. Deze toeslag ontvang je bovenop het normbedrag.

  • Minder krijgen dan de bijstandsnorm

De gemeente kan je bijstandsuitkering verlagen als je jouw lasten kunt delen met een ander. Dit geldt alleen als je getrouwd bent. De gemeente kan de uitkering ook verlagen als je minder dan een halfjaar geleden van school bent gekomen.

  • Langdurigheidstoeslag

Heb je een laag inkomen van maximaal 110 procent van de bijstandsnorm die voor je geldt? Dan kun je een toeslag krijgen. Hiervoor gelden wel voorwaarden:

  • Je bent 21 jaar of ouder, maar je hebt je AOW-leeftijd nog niet bereikt.
  • Je hebt de afgelopen 12 maanden niet eerder een toeslag ontvangen.
  • Je verwacht op korte termijn niet meer inkomen te krijgen.

De gemeente mag nog meer voorwaarden stellen aan de langdurigheidstoeslag. Bijvoorbeeld hoe lang je al van een laag inkomen moet leven.

Voorwaarden bijstandsuitkering

Je hebt recht op een bijstandsuitkering als je aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • Je woont in Nederland.
    • Je bent 18 jaar of ouder.
    • Je hebt als aanvrager geen inkomsten uit arbeid, salaris of WW. Je kunt geen beroep meer doen op een andere uitkering.
    • Je hebt als aanvrager geen gezinsleden die inkomsten hebben.
    • Je hebt als aanvrager geen vermogen zoals spaargeld of een auto.
    • Je zit niet in de gevangenis of een huis van bewaring.
    • Je doet mee aan activiteiten die de gemeente je aanbiedt om werk te vinden.

Er bestaat een vermogensvrijlating van € 7.575 (2024) voor alleenstaanden en € 15.150 (2024) voor een echtpaar of eenoudergezin. Alles wat je meer hebt dan dit bedrag, moet je eerst opmaken voordat je een bijstandsuitkering krijgt. 

Wie jonger is dan 27 jaar, geen baan (meer) heeft en een bijstandsuitkering aanvraagt, krijgt te maken met een wachttijd van vier weken. Die wachttijd gaat in vanaf het moment dat je de uitkering hebt aangevraagd. In die periode moet jij laten zien dat je werk maakt van het zoeken naar een baan of opleiding. De gemeente beslist uiteindelijk of je een bijstanduitkering krijgt of niet.

Eigen woning en bijstand

Met een eigen woning kun je ook een bijstandsuitkering aanvragen. Een van de voorwaarden om de uitkering ook te krijgen, is dat je eigen vermogen niet te groot mag zijn. Voor personen die nog geen AOW-uitkering krijgen én die een eigen huis hebben waarin zij zelf wonen, geldt een hogere vermogensvrijstelling van € 63.900 (2024). 

Als door eigenwoningbezit het vermogen van deze vrijstelling overstegen wordt, verstrekt de gemeentelijke sociale dienst geen bijstand maar een hypothecaire lening in de vorm van een krediethypotheek. De gemeente onderzoekt of je het bijstandsbedrag kunt lenen of dat je het niet hoeft terug te betalen. De sociale dienst onderzoekt eerst of je bij je bank meer hypotheek kunt opnemen. Als dat niet zo is, taxeert een makelaar de actuele waarde van je woning. Daarna wordt onderzocht hoe groot de hypotheek is en hoeveel je daarvan al hebt afgelost. Het bedrag dat overblijft, is de overwaarde. Is die minder dan 63.900 euro, dan krijg je de uitkering zonder dat je die later hoeft terug te betalen. Bij een overwaarde van meer dan 63.900 euro is het afhankelijk van de gemeentelijke regels hoe er bijstand (leenbijstand) verleend wordt. Het is dan ook verstandig om bij je gemeente te vragen om de mogelijkheden.

 

De informatie op deze pagina is gecontroleerd door:

Wendy Giltay | Specialist Advieskennis Wendy is specialist advieskennis bij De Hypotheker en ondersteunt adviseurs op vakinhoudelijk niveau en de dagelijkse adviespraktijk.